Event
24.05.2023
Geschreven door:
Colina Tjabringa

Vergoedingsrecht door aflossingen tijdens huwelijk en echtscheiding

Tijdens een huwelijk of geregistreerd partnerschap vindt er al snel vermenging van geld plaats. Daar wordt vaak niet bij stilgestaan. En zolang het goed gaat is dat geen probleem. Maar bij een echtscheiding of overlijden kan dit al snel grote financiële gevolgen hebben. Een verrassing of een teleurstelling? Dat ligt eraan aan welke kant u staat.

Datum
20 april 2021
Tijd
09:00 - 18:00
Locatie
Op locatie
Direct aanmelden
Direct aanmelden

Hoe ontstaat een vergoedingsrecht?

Vermogensverschuivingen tussen echtgenoten of geregistreerde partners kunnen plaatsvinden als er bijvoorbeeld met geld uit een erfenis (onder uitsluitingsclausule verkregen) wordt afgelost op een hypothecaire geldlening die is aangegaan voor de verwerving van het huis. De echtgenoot die met privé-geld door die aflossing heeft geïnvesteerd in de gemeenschap, heeft in beginsel recht op een vergoeding. Hoe moet die vergoeding dan berekend worden?


Berekening vergoedingsrechten

Vergoedingsrechten die zijn ontstaan na 1 januari 2012 worden berekend volgens de zogenaamde beleggingsleer. Dat betekent dat de vergoeding moet worden berekend gelijk aan de waardeontwikkeling van het goed waarin is geïnvesteerd. Bij aflossingen op een geldlening voor de woning rijst de vraag of bij iedere tussentijdse aflossing met privé-geld de waarde van de woning moet worden bepaald om uiteindelijk de hoogte van de vergoeding van iedere aflossing te berekenen. Lange tijd was hier onduidelijkheid over. Uit de wetsgeschiedenis blijkt echter dat de waarde van de woning bij iedere aflossing geen rol speelt. Om uiteindelijk de hoogte van de vergoeding te kunnen berekenen, moet er worden gekeken naar de verhouding tussen de waarde van de woning op het moment van aanschaf van de woning en de waarde bij uiteengaan.


Als de woning bij uiteengaan een lagere waarde heeft dan de aanschafwaarde dan krijgt degene die heeft afgelost met privé-geld minder terug dan het nominaal afgeloste bedrag. Negatieve waardeontwikkeling heeft dus ook effect op de hoogte van het vergoedingsrecht.


Praktijkvoorbeeld

Stel, man en vrouw kopen in 2013 een woning voor € 250.000. Zij zijn getrouwd in gemeenschap van goederen. Zij lenen € 200.000. In maart 2023 gaan zij scheiden en de woning is dan € 500.000 waard. De vrouw heeft in 2022 een erfenis onder uitsluitingsclausule ontvangen van € 100.000. Zij gebruikt € 75.000 om af te lossen op de hypotheek. Zij doet dat in december 2022.


Het ligt voor de hand om te denken dat de vrouw bij echtscheiding haar € 75.000 weer terug krijgt en niet meer of minder. Zij heeft dat bedrag immers vlak voor de echtscheiding geïnvesteerd in de woning.


De praktijk is echter anders. Immers, bij aflossingen moet worden gekeken naar de waarde van de woning op het moment van aanschaf en het vergoedingsrecht volgt de waardeontwikkeling van het huis.


De woning is inmiddels met 100% in waarde gestegen (en is nu dus € 500.000 waard). Dat betekent dat de investering/de aflossing van de vrouw ook met 100% in waarde is gestegen. De vrouw heeft daarom recht op € 150.000 in plaats van € 75.000. De vrouw heeft dus in een periode van ca. 3 maanden een rendement van 100% gehaald!


Hoe zit het met schenking middels kwijtschelding?

Stel, de hypothecaire geldlening uit het voorbeeld is aangegaan bij de ouders van de man. En in december 2022 schenken de ouders van de man aan de man € 75.000. De ouders van de man doen dit door van de hypothecaire geldlening € 75.000 kwijt te schelden onder uitsluitingsclausule. Heeft de man dan een vergoedingsrecht van € 150.000? Het antwoord is ja. Ook in zo’n situatie geldt dat er een vergoedingsrecht is ontstaan die de waardeontwikkeling van het huis volgt.


Oplossingen?

Als het voorgaande niet redelijk voelt, zijn er een aantal oplossingen. De wettelijke regeling van de vergoedingsrechten is van regelend recht. Het is dus mogelijk om daarvan af te wijken. Dat kan bij huwelijksvoorwaarden of bij echtscheidingsconvenant of op het moment dat de aflossing wordt gedaan. Maak duidelijke afspraken, zodat later niet de discussie ontstaat of wel of niet uitdrukkelijk is afgeweken van de wettelijke beleggingsleer.  

Verder zou met een beroep op de maatstaven van de redelijkheid en billijkheid kunnen worden betoogd dat toepassing van de beleggingsleer in deze situatie (s) niet redelijk is.


Tot slot

Het voorbeeld is misschien extreem. Maar het geeft goed aan hoe het kan gaan en dat het dus belangrijk is om daarbij stil te staan en zaken goed te regelen, zowel tijdens het huwelijk als bij scheiding.

Heb je naar aanleiding van dit artikel hulp of advies nodig? Neem gerust contact op met Colina Tjabringa, specialist in familierecht. c.tjabringa@arslanenpartners.nl

Uitgelicht voor jou

De wereld van het ondernemingsrecht staat nooit stil. Wij praten je vanuit onze expertise regelmatig bij over de laatste ontwikkelingen.

Blog
Wat je als verhuurder van woonruimte moet weten over de Wet betaalbare huur

Op 1 juli 2024 is de Wet betaalbare huur in werking getreden. Daarmee gelden er nieuwe regels voor een grote groep huurders en verhuurders, onder meer op het gebied van maximale huurprijzen. Wij lichten de belangrijkste wijzigingen met betrekking tot zelfstandige woonruimte toe.

Nieuws
15.07.2024
Hoge Raad: dynamisch cao-incorporatiebeding gaat mee over bij overgang van onderneming

Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan voor de overname- en arbeidsrechtpraktijk. Bij een overgang van onderneming worden werknemers beschermd. De werknemers treden dan in principe automatisch in dienst van de overnemende partij, inclusief de bestaande arbeidsvoorwaarden. In de zaak die bij de Hoge Raad speelde ging het om de vraag of een dynamisch cao-incorporatiebeding van toepassing blijft bij overgang van onderneming. Zo’n dynamisch beding in een arbeidsovereenkomst bepaalt dat niet alleen de huidige cao van toepassing is, maar ook opvolgende versies daarvan.

Nieuws
01.07.2024
Ontwikkelingen over ESG en kansen en uitdagingen

In 2021 maakte de rechtbank in de Shell-zaak de weg naar civielrechtelijke aansprakelijkheid van ondernemingen vrij als gevolg van schending van ongeschreven zorgvuldigheidsnorm op het gebied van ESG. Volgens de rechtbank moest Shell haar CO2-uitstoot verminderen, ondanks dat er daarvoor geen wettelijke basis was. Inmiddels zijn we een aantal jaren verder en zijn de ondernemingen steeds meer bezig met duurzaamheidsinitiatieven. Grote ondernemingen zijn immers met ingang van het boekjaar van 2024 verplicht om te rapporteren over de effecten van de ondernemingsactiviteiten op duurzaamheidsaspecten. Die verplichting volgt uit Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD).

Heb je een vraag of wil je direct een adviesgesprek aanvragen?
Onze specialist Colina Tjabringa helpt je graag verder.